Katten hebben daarentegen een zeer goed zicht bij extreem lage lichtniveaus. Een van de redenen hiervoor is dat ze beter kunnen zien dan de meeste zoogdieren tijdens de nacht.
Tapetum Lucidum
Katten hebben een speciale laag weefsel genaamd tapetum lucidum, die zich achter hun netvliezen bevindt. Licht wordt van deze laag teruggekaatst door het netvlies, waardoor de hoeveelheid licht die de fotoreceptoren bereikt, toeneemt. Daarom schijnen de ogen van een kat meestal in het donker wanneer ze verlicht worden.
Groot aantal staafjes
Het oog van de kat heeft een hoog percentage staafjes in het netvlies, die zeer gevoelig zijn voor licht om het zicht bij weinig licht te ondersteunen. In tegenstelling tot kegeltjes (cellen die verantwoordelijk zijn voor kleur- en detailzicht) zijn staafjes gevoeliger voor licht.
Grote pupillen
De pupil van een kat kan bijna in de vorm van een cirkel verwijden, waardoor hij zoveel mogelijk licht kan binnenlaten.
Beter perifeer zicht
Katten kunnen meer binnen hun perifere zicht zien, in tegenstelling tot mensen die zich slechts op één object tegelijk concentreren. Deze vaardigheid helpt hen om prooi te volgen of gevaar in het donker te detecteren.
Minder kleurperceptie
Hoewel de ogen van katten beter zijn aangepast om goed te zien bij weinig licht, zien ze kleuren niet zo duidelijk als mensen, vooral als het donker is. De kleurperceptie van katten is niet levendig; ze zien blauw en geel het beste.
Met deze anatomische en fysiologische aanpassingen kunnen katten dus beter zien 's nachts in vergelijking met daglicht. Deze kenmerken maken hen perfect voor de jacht tijdens de donkere uren, net als hun voorouders die voornamelijk nachtdieren waren.